Bachs vijftiende verjaardag.

Wandelroute Ohrdruf – Lüneburg

Op 15 maart 1700 vertrok de nog net veertien jarige Bach samen met de drie jaar oudere Georg Erdmann te voet vanuit Ohrdruf naar het driehonderd kilometer noordelijker gelegen Lüneburg om daar aan de Michaëlschule zijn gymnasium te voltooien. Het kan daarom niet anders dan dat de jonge Bach ergens onderweg op 21 maart zijn vijftiende verjaardag heeft gevierd.
Sinds hij in 1695 wees was geworden woonde Bach bij zijn oudere broer Johann Christoph. Vijf jaar later moest hij op eigen benen gaan staan. Het gezin van Johann Christoph werd alsmaar groter en er waren te weinig middelen om hem kost en inwoning te verlenen. Wellicht op aanraden van de plaatselijke cantor Elias Herda, die ook in Lüneburg had gestudeerd, was de keus op de Michaëlschule gevallen. Bach zou daar gaan zingen in het zogenaamde Mettenkoor en kon met de inkomsten daarvan zijn schoolgeld en levensonderhoud betalen.
Het is slechts gissen hoe deze reis naar Lüneburg is verlopen. Het vertrek op 15 maart weten we vanuit een notitie van schoolverlaters in Ohrdruf. ‘Bij gebrek aan hospita’ werd er (in het Latijn) bij aangetekend. Een paar weken later staan Bach en Erdmann op 3 april (Palmpasen) op de lijst van het Mettenkoor in Lüneburg. Dit moet betekenen dat ze al een aantal dagen daarvoor in Lüneburg zijn aangekomen want ze zullen repetities van het koor bijgewoond moeten hebben om mee te kunnen doen met de uitvoering op 3 april.
Wat betreft de reis schrijft Christoph Wolff in zijn biografie dat die via Gotha, Sonderhausen en Braunschweich moet zijn gegaan met een aankomst eind maart. Het zijn de steden die ook op de lijn staan in Google-maps bij de route te voet van Ohrdruf naar Lüneburg. Die is 300 kilometer. Wolff suggereert verder dat Bach wellicht bij een ver familielid, Johann Stephan Bach (1665 – 1717) heeft overnacht in Braunschweich, op 183 kilometer van Ohrdruf. Deze Johann Stephan was daar cantor aan de Blasiuskathedraal. Maar nogmaals, het is allemaal speculeren.
Juist vanwege het feit dat deze tocht voor Bach het markeerpunt was naar (jonge) volwassenheid en zelfstandigheid voedt het bij mij de verbeelding. Gingen ze geheel per voet of deden ze wel stukken per postkoets? Of – wanneer het zo uitkwam – ze zullen toch wel eens achterop een boerenkar gesprongen zijn? En had Bach zijn viool bij zich, en speelde hij in een herberg voor de gasten met als tegenprestatie een gratis Zimmer mit Frühstuck? En dan natuurlijk: waar heeft hij zijn vijftiende verjaardag gevierd?

Goslar, rond 1700

Misschien dat we die laatste vraag bij benadering kunnen beantwoorden. Als we er nu eens van uit gaan dat Bach en Erdmann dagelijks 25 kilometer aflegden. Dan hebben ze 12 dagen moeten lopen om de 300 kilometer te overbruggen. Verder stel ik me voor dat ze niet op zondag hebben gereisd. 15 maart 1700 viel op een maandag wat betekent dat ze dus tweemaal van maandag tot en met zaterdag gelopen en ze op zaterdagmiddag 27 maart in Lüneburg aankwamen. Precies een week eerder waren ze dan op de helft van hun tocht en is het mogelijk dat ze Goslar, 146 kilometer vanaf Ohrdruf, hebben uitgekozen om te overnachten, daar de zondag door te brengen en: de verjaardag van Bach te vieren!
Goslar was een vrije Rijkstad met verschillende kerken. Ik stel me zo voor dat de twee vrienden gekozen hebben om naar de oudste kerk van de stad te gaan, de Dom Sankt Simon und Judas gewijd aan twee apostelen van Christus. Overigens is de kerk in 1819 voor het grootste gedeelte afgebroken. Na de dienst zal Bach vast en zeker de orgelgalerij hebben bezocht en toestemming hebben gekregen om eigenhandig zijn vijftiende levensjaar in te luiden.

Extra bier op Bachs dertigste verjaardag

Ter gelegenheid van ‘Happy Bachdag’ 2020 (335ste geboortedag van Johann Sebastian Bach).

Woensdag 20 maart 1715.
Hertog Wilhelm Ernst van Saksen-Weimar heeft zijn concertmeester en hoforganist Johann Sebastian Bach ontboden in zijn werkkamer.

‘Wat zou hij van me willen’ denkt Bach.
Ruim een jaar geleden heeft hij promotie gemaakt in het hoforkest. Concertmeester was hij geworden. Daar zat de opdracht bij ingesloten dat hij eens per maand voor een cantate moest zorgen. Aanstaande zondag zou dat weer een heel mooie worden: Alles, was von Gott geboren[1].
‘Als hij maar niet weer op het laatste moment met een speciale wens aankomt…alles is al klaar’. ‘En morgen ben ik nota bene jarig, dat wil ik ook nog graag vieren met vrouw en kinderen’.

Bach werkte van 1708 tot 1717 aan het hertogelijk hof in Weimar. Bij zijn aanstelling ging hij er qua salaris al fors op vooruit vergeleken met zijn organistenpost in Mühlhausen. Naast een jaarsalaris van 150 florijnen (omgerekend naar nu, zo’n €10.000,-) ontving hij als goederen achttien schepels[2] tarwe, twaalf schepels gerst, vier vadem[3] brandhout en dertig emmers belastingvrij bier. Bij zijn promotie tot concertmeester, 2 maart 1714 had hij nog weer opslag gehad en verdiende hij bijna evenveel als kapelmeester Johann Drese en diens zoon, de vice-kapelmeester.
Hertog Wilhelm Ernst moet uitermate tevreden geweest zijn met de jonge musicus. Carl Philipp Emanuel schreef daarover in de Necrologie: ‘Het plezier dat zijn spel bij de hertog wekte, vuurde bij hem het verlangen aan om in zijn behandeling van het orgel alle mogelijke kunstzinnigheden uit te proberen’. Zo was de toch ook strenge hertog een inspirator voor Bach. Gaat de aantekening hierboven over zijn orgelspel, de hertog zal ook zeer content zijn geweest over de cantates die Bach maandelijks uitvoerde. Een jaar na zijn promotie staat dan ook opgetekend in de hertogelijke notulen op 20 maart:

‘Medegedeeld is aan de kapelmeesters, Drese senior en junior, op bevel van Zijne Meest Doorluchtige Hoogheid de Regerend Hertog, dat bij de verdeling van de emolumenten en honoraria de concertmeester Bach voortaan de gage van een kapelmeester zal ontvangen’.

Bach betreedt de kamer van de hertog en maakt een beleefde buiging.
‘Sire, u had mij ontboden?’
‘Mijnheer Bach! Het is alweer een jaar geleden dat u een salarisverhoging hebt genoten. Ik blijf meer dan tevreden over uw prestaties. Het is duidelijk dat u de beste musicus van het hof bent. Daarom heb ik besloten uw salaris als ook de extra goederen die u wekelijks ontvangt gelijk te stellen met de hofkapelmeester en zijn zoon. Ik heb hen reeds op de hoogte gesteld.
À propos, u bent morgen toch jarig, dertig jaar als ik het wel heb? Het leek mij een mooi moment voor dit besluit. Ik zal morgen al een extra emmer bier op uw huisadres laten bezorgen. Een prettige verjaardag!’[4].

 

[1]De muziek is helaas verloren gegaan. Volgens de literatuur is de cantate uitgevoerd op 24 maart 2015 of 15 maart 2016. Hij heeft wel een BWV-nummer: 80a, omdat van verschillende delen de muziek later is hergebruikt voor BWV 80: Ein feste Burg ist unser Gott.

[2] Een schepel is ongeveer 10 liter.

[3] Een vadem hout was ongeveer 6 voet in het vierkant.

[4] Cursief is gedeeltelijk fictie.

Bachs verjaardag in 1728

Himmelskönig, sei wilkommen

Met de ‘Happy Bachdag’ wordt het een traditie om jaarlijks stil te staan bij de geboortedag van Johann Sebastian Bach. Elk jaar wordt zijn verjaardag gevierd! Maar hoe vierde Bach zijn verjaardag zelf? Concreet weten we daar niets van. Wellicht zal er in de familiekring aandacht aan zijn gegeven. Verjaardagen werden immers wel gevierd, dat weten we bijvoorbeeld van de verschillende verjaardagscantates die Bach schreef voor prins Leopold van Anhalt-Köthen, zijn broodheer in Köthen als ook voor verschillende leden van het keurvorstelijke hof in Dresden. En net als wij zongen ze in Bachs tijd ook ‘lang zal hij leven’. De verjaardagscantate Tönet, ihr Pauken, erschallet, Trompeten  (BWV 214) die Bach in 1729 schreef voor de verjaardag van koningin/keurvorstin Maria Josepha eindigt er mee: ‘Königin, lebe, ja lebe noch lang’.

Bachs verjaardag op 21 maart viel altijd in de lijdenstijd. In deze periode, tot aan Goede Vrijdag, werden er in de kerk geen cantates uitgevoerd. Alleen op 25 maart werd er een uitzondering op deze regel gemaakt. Dan werd het feest van Maria-verkondiging gevierd (Annunciatie) waarin wordt herdacht dat de engel Gabriel aan Maria aankondigt dat ze zwanger zal worden van een zoon. 25 maart is negen maanden voor 25 december. Vandaar die datum…
Was Bach dan altijd op zijn verjaardag vrij? Eén keer in elk geval niet. Het gebeurde wel dat Maria-verkondiging in het Paasweekend viel. In dat geval werd het feest verplaatst naar de zondag daarvoor. En zo viel 25 maart in 1728 op Witte Donderdag. Ook geen dag om het Maria-feest te vieren en om die reden werd het verplaatst naar 21 maart en zodoende was het die zondag in Thomaskirche driemaal feest: Palmpasen, Maria-verkondiging en de verjaardag van de cantor!

Bach voerde op deze bijzondere zondag de cantate Himmelskönig, sei wilkommen (BWV 182) uit en wat mij betreft gaf hij zichzelf daarmee een cadeautje omdat dit een lievelingscantate van hem geweest moet zijn. Hij voerde hem namelijk al voor de vijfde keer uit[1]. De eerste keer was op 25 maart 1714 toen Maria-verkondiging en Palmzondag samenvielen. Die maand was Bach gepromoveerd tot concertmeester aan het hof van Saksen-Weimar waar aan verbonden was dat hij maandelijks voor een nieuw gecomponeerde cantate diende te zorgen. Himmelskönig, sei wilkommen was in dit kader zijn eerste cantate. Duidelijk is dat Bach goed voor de dag wilde komen. In Arnstadt en Mühlhausen had hij reeds enkele cantates geschreven maar die waren voor een belangrijk deel nog geënt op de oude Duitse motetstructuur. Met Himmelskönig, sei wilkommen schreef Bach zijn eerste geestelijke cantate die de richting op gaat van het Italiaanse model, dat wil zeggen met aria’s en recitatieven[2]. De cantate opent met een wonderschone sonate; een duet tussen viool en blokfluit. Met het gepunteerde ritme doet het denken aan een Franse ouverture waarin de binnenkomst van de koning wordt verbeeld. Daar gaat immers de cantate over. Tegelijk is dit echter ook Bachs ouverture: zijn eerste cantate in Weimar. ‘Kantatekönig, sei wilkommen’, zo schreef iemand op een website. Ik wil hier niet te diep ingaan op de cantate zelf. Lees hiervoor bijvoorbeeld de tekst op de website van van Hengel. Bach heeft in elk geval willen laten horen dat zijn promotie terecht was en dat hij alle muzikale stijlen beheerste: kamermuziek, koorfuga’s, aria’s met obligate instrumenten maar ook de oude Duitse motetstijl zoals die nog klinkt in deel zeven: ‘Jesu, deine Passion’.
Meerdere keren voerde Bach de cantate in Weimar uit. Ook in Leipzig in 1724 toen Annunciatie op zaterdag viel[3]. Hij breidde hierbij de instrumentatie uit met een extra viool en een hobo.

Himmelsk

En toen werd het zondag 21 maart 1728. Bach werd drieënveertig. Drie feesten op één dag en de jarige mocht deze keer muziek maken! Hij koos weer voor de cantate waar hij zulke goede herinneringen aan had. En opnieuw veranderde hij de instrumentatie. Er zijn manuscripten uit 1728[4] waarin bij één partij bovenaan de sonate staat aangetekend: viool of hobo[5]. De andere partij is alleen voor de viool. Blijkbaar heeft Bach de blokfluit ingewisseld voor de viool en getwijfeld of hij de tweede partij door de viool of de hobo zou laten uitvoeren. Het levert veel vragen op. Waarom geen blokfluit meer, het instrument wat zo mooi bij de lijdenstijd past? En waarom nu de keus: hobo of viool? Musicologen en dirigenten komen er niet uit. Georg Christoph Biller van het Thomanerchor uit Leipzig kiest voor de sonate zelfs voor de combinatie  hobo / blokfluit. Nog weer anders.

Een uitvoering met twee violen ben ik niet tegen gekomen. En toch had dat wel eens de combinatie kunnen zijn waar Bach op 21 maart 1728 voor heeft gekozen. De viool, dat was toch zijn instrument?
In principe de hobo, maar deze keer de viool.
Samen met de eerste violist van zijn ensemble speelde hij zo de sonate voorafgaand aan de koorfuga ‘Himmelskönig, sei wilkommen’.
Het was toch immers zijn verjaardag?
Leve de jarige!
Lang leve Bach!

[1] Volgens de bronnen zou Bach de cantate zes maal hebben uitgevoerd, en is het de meest uitgevoerde cantate door Bach zelf.

[2] In 1713 had Bach al een ‘wereldlijke’ cantate geschreven naar Italiaans model: Was mir behagt ist nur die muntre Jagt (BWV 208), de zogenoemde Jachtcantate.

[3] Een andere cantate voor Annuncuatie is Wie schön leuchtet die Morgenstern (BWV 1).

[4] www.bach-digital.de

[5] Zie illustratie, door de stempel is dit niet goed leesbaar.

BWV 333 op Bachs 333ste geboortedag

Herr Jesu Christ, du hast bereit’t

Op 21 maart 2018 is het 333 jaar geleden dat Johann Sebastian Bach het levenslicht zag. Vanwege dit bijzondere getal en misschien ook omdat het nog zo lang duurt voordat we weer van een echt Bachjaar mogen spreken (2035, Bachs 350ste geboortedag of 2050, Bachs 300ste sterfdag) wordt zijn geboortedag dit jaar aangegrepen om iets bijzonders te doen. Het TV-programma Podium Witteman organiseert een uitvoering van het Derde Brandenburgse concert gespeeld door maarliefst 333 strijkers. Een leuk idee, wat je er verder ook van vindt. In elk geval zeker passend bij het getal 333, want Bach schreef dit concert voor 3 violen, 3 altviolen en 3 cello’s (en continuo). In dit geval is 3 + 3 + 3 dus geen 9 maar 333! Hoe dit spektakel ook moge klinken, Bach krijgt er in elk geval weer de verdiende aandacht mee.
Het bracht mij op een ander idee: welke compositie van Bach is BWV 333?
In 1950 zijn alle Bachwerken door Wolfgang Schmieder gerangschikt en hebben een BWV-nummer gekregen (Bach Werke Verzeichnis). Na de cantates, motetten, missen en oratoria en passies volgen een groot aantal vierstemmige koralen waarvan BWV 333 er één van is. Het gaat dan om het koraal Herr Jesu Christ, du hast bereit’t. Op internet zijn tekst, notenschriften en uitvoeringen van dit koraal te vinden en je hoeft geen musicoloog of musicus te zijn om na het beluisteren ervan te concluderen dat Bachs vierstemmige harmonisatie een juweeltje is.

Vierstemmige koralen, BWV 253 – 438

Bach heeft een groot aantal Lutherse koralen van een vierstemmige zetting voorzien. Op welke manier hij deze verzameling zelf ordende is niet bekend. Wellicht verzamelde hij ze in speciale mappen die hij bewaarde in zijn komponierstube. Hij componeerde de koraalzettingen voor zijn cantates en passies, maar vast ook voor het zingen van koralen in de eredienst. Tussen 1784 en 1787 (dus meer dan 34 jaar na zijn dood) verzamelden muziektheoreticus Johann Philipp Kirnberger en Bachs zoon Carl Philipp Emanuel maarliefst 371 koraalzettingen en gaven die in vier bundels uit. Een groot gedeelte van deze koralen hebben de BWV-nummers 253 – 438 gekregen. Veel minder dus dan de genoemde 371, want 162 zettingen die ook in cantates en passies voorkwamen en 23 koralen met een gelijke melodie of (gedeeltelijk) gelijke tekst hebben geen eigen BWV-nummer gekregen. Hoe dan ook, Kirnberger en Bachs zoon hebben blijkbaar de grote rijkdom ingezien van al deze koraalzettingen van Bach en hebben ervoor gezorgd dat al dit werk bewaard is gebleven; en dat is zeker van belang geweest voor al die koraalzettingen die niet in cantates terecht zijn gekomen. Die hadden anders zomaar verloren kunnen gaan. Eén zo’n losse koraalzetting is Herr Jesu Christ, du hast bereit’t.

BWV 333

https://www.youtube.com/watch?v=ivPlIT2OQWM

Image_BWV_0333

Het koraal is een avondmaalslied en stamt uit 1638. Het telt acht strofen. De strekking van het lied is dat de mens als arme zondaar door Christus in genade wordt aangenomen en van hem brood en wijn ontvangt als teken van zijn lichaam en bloed wat hij heeft gegeven ter vergeving van de zonden. De tekstschrijver is Samuel Kinner. Over wie deze persoon precies was bestaat geen zekerheid. Misschien was het een arts afkomstig uit Breslau. Dit koraal is ook het enige wat van hem bekend is. Wie de componist van de melodie is is niet duidelijk. Er wordt in elk geval niet vanuit gegaan dat die van Bach zelf is. Wel weten we dat er een dag is geweest dat Bach zijn ganzenveer in zijn inktpot doopte en een vierstemmige zetting van dit koraal aan het papier toevertrouwde. Hoe deed Bach dat? Kwam dat zomaar vanzelf uit zijn pen of was hij daar toch wel even mee bezig? Wat mij betreft is het duidelijk dat Bach bij dit koraal geen muzikale tekstuitbeelding wilde bewerkstelligen (zoals hij wel deed bij koraalzettingen in zijn Passionen en hij op die manier bepaalde woorden extra inhoud kon geven). Dan had in dit koraal bijvoorbeeld de harmonisatie op het woord ‘Sündenlasst’ een dissonant geklonken. Bachs zetting is dan ook niet alleen voor de eerste strofe maar ook voor de zeven die daar nog op volgen. Nee, wat Bach doet is eenvoudigweg een prachtig klinkende vierstemmige harmonisatie neerschrijven, misschien toch nog wel geinspireert door de mooie en diepzinnige tekst van het koraal. We weten immers – dat is vastgelegd in de analen van de kerk – dat hij regelmatig aan het avondmaal ging. En hoewel het koraal in g-klein staat krijgt het door de harmonisatie – en zeker door de tenorpartij – een opgetogen karakter. Bach sluit het koraal dan ook af in G-groot.
Beluister het koraal een paar maal of speel de muziek heel rustig op je klavecimbel, orgel of piano en je wordt gepakt door de prachtig vloeiende lijnen in de zich op elkaar volgende akkoorden.

Meesterwerken heeft Bach geschreven. De Matthäus Passion (BWV 244)  , de Chaconne (BWV 1004, vijfde deel), het Derde Brandenburgse concert (BWV 1048)… maar ook een kleine BWV 333 is een knap staaltje vakwerk in al zijn schijnbare eenvoud.

Bach, 333 jaar.
Nu toch ook benieuwd geworden naar Cantate 33 deel 3…