De viool van mijn opa

SDC11686

De viool van mijn opa.

Als een wandversiering hing hij vroeger bij ons thuis in de huiskamer: de viool van mijn grootvader. Met netjes daarnaast de strijkstok. Zo nu en dan haalde mijn vader het instrument van de muur en speelde dan, heel gebrekkig en langzaam het Wilhelmus. Dit was , zo zei hij,  ook het enige stuk wat mijn opa er op kon spelen.
Geboren in 1896 moet het  rond 1914 geweest zijn dat mijn opa naar de normaalschool ging. Dit was een vroege voorloper van wat later de kweekschool werd en nog weer later de PABO.  Dit type onderwijs heb ik ooit ook nog even gevolgd, en toen hoorde daarbij dat je een blokfluit moest aanschaffen. In 1914 was dat blijkbaar een viool. Zo is mijn opa aan dit strijkinstrument gekomen.  Volgens de overlevering was hij echter a-muzikaal en was dus het enige wat hij kon spelen ons nationale volkslied. In die a-muzikaliteit onderscheidde hij zich overigens niet bijster van de meeste onderwijzers die na hem gekomen zijn en gegaan. Nog steeds is het droevig gesteld met muziek op de basisschool.
Na de normaalschool heeft mijn opa een aardige carrière als onderwijzer doorgemaakt. Via Oude Tonge, Hoevelaken, Lexmond en Doornspijk is hij uiteindelijk in 1934 in Ede terecht gekomen waar hij bovenmeester werd van de Paasbergschool . Dit is hij gebleven tot zijn overlijden in 1959.
De viool is met al die verhuizingen altijd meegereisd, maar zal denk ik weinig tot nooit uit de kist genomen zijn om als instrument de schoolzang te ondersteunen. In de zeventiger jaren kreeg de viool uiteindelijk de bedenkelijke  functie als wanddecoratie. Volgens mijn vader heeft  hij in die tijd de snaren nog een keer vernieuwd. Voor de viool betekende dit echter het begin van een zware tijd.  Bij gebrek aan een gitaar in ons huis probeerden  mijn broer en ik  als 13, 14 jarige pubers ons eerste gitaarspel uit op de viool van opa. Wellicht is dit de reden dat ik nooit echt goed heb leren gitaarspelen. Hoe dan ook, met de viool alsook de strijkstok ging het sindsdien alleen maar bergafwaarts. De laatste jaren hing hij troosteloos en totaal onbespeelbaar  in de achterkamer.  In 2010 ging mijn vader kleiner wonen en werden allerlei spullen waar mijn vader geen belangstelling meer voor had  verdeeld.De viool  wilde ik wel. Op zolder bleek ook de oorspronkelijke vioolkist nog aanwezig! En zo verhuisde de viool na zeker 76 jaar Ede naar Zeist.
Met de viool ben ik naar een vioolbouwer gegaan. Ik heb hem het verhaal van de viool verteld en aan hem gevraagd of het instrument nog op te knappen viel. Met een geïnteresseerde en deskundige blik onderzocht de vioolbouwer het zeker al 100 jaar oude instrument. En wat bleek: hij zag er nog wel wat in! Althans, wat de kast en de hals betreft. Allerlei andere zaken als snaren, kam en stemknoppen waren weg of kapot, maar dat viel gemakkelijk te vervangen. Het belangrijkste van een viool is de kast en de hals en die waren nog zo goed als gaaf. En wat daar nog bij kwam: de vioolbouwer vond het een mooi instrument. Hij zag bijzondere details en wees aan waaraan hij kon zien dat het instrument handgemaakt was, naar een model van Francesco Ruggeri, een zeventiende  eeuwse,  Italiaanse vioolbouwer uit Cremona.  De houten krul bij het stemmechaniek bijvoorbeeld, was asymmetrisch, en dat duidde erop dat het met de hand gesneden moest zijn. Ook de bolling van de klankkast en de kleine versierinkjes hier en daar wezen erop dat mijn grootvader niet een niemendalletje heeft aangeschaft. Hij wilde het instrument graag opknappen. Het zou me het luttele bedrag van 120 euro gaan kosten. Daarnaast moest de strijkstok vervangen worden omdat die een breuk had bij het handvat.
Inmiddels is de viool weer thuis. In de vioolkist weliswaar. Volgens de vioolbouwer heeft het instrument nog een behoorlijke waarde. Voor mij is dat van minder belang. Ik ben trots dat ik dit familiestuk in bezit heb. Soms haal ik de viool uit de kist en probeer ik ‘het Wilhelmus’ te spelen.

SDC11691