Paradise on earth Gott und Bach sind auf deiner Seite
I don’t believe in god or anything but damn these songs are good
To listen is to rest in the very arms of God
Dit juweel van Bach brengt mijn diepste emoties naar de oppervlakte. Ja, ik krijg tranen in mijn ogen, niet van bedroefdheid, maar van geluk. Ik voel me geborgen, getroost. Dat een man als Bach zo een emotie teweeg kan brengen verbaast me iedere keer weer.
Zomaar wat reacties onderaan YouTube-filmpjes van uitvoeringen van Bachs beroemde koraalbewerking. De compositie is een zeer geliefd werk van Bach. Dikwijls staat het dan ook op orgelconcertprogramma’s. Het stuk wordt vaak ook als transcriptie uitgevoerd op piano of gitaar.
Hoe komt het toch dat deze compositie van Bach zo geliefd is. Wat heeft Bach met de muziek willen uitdrukken. En, waar gaat het koraal eigenlijk over? Ik ga me eens verdiepen in dit prachtige werk.
Als eerste is het dan van belang om te weten wat de tekst van het koraal is. Het gaat om een kerklied van vijf strofen. De tekstdichter en waarschijnlijk ook componist van de melodie is Johannes Agricola een vriend en volgeling van Maarten Luther. Hij schreef het in 1530.
Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ, ich bitt, erhör mein Klagen, verleih mir Gnad zu dieser Frist, laß mich doch nicht verzagen; den rechten Glauben, Herr, ich mein, den wollest du mir geben, dir zu leben, mein’m Nächsten nütz zu sein, dein Wort zu halten eben. |
Ik roep tot u, Heer Jezus Christus, ik bid u: hoor mijn klagen, geef mij genade in deze tijd, laat mij toch niet versagen; het ware geloof, Heer, denk ik, dat wilde u mij geven, om voor u te leven, mijn naaste dienstbaar te zijn, uw woord trouw te bewaren. |
Ich bitt noch mehr, o Herre Gott, du kannst es mir wohl geben: daß ich werd nimmermehr zu Spott; die Hoffnung gib darneben, voraus, wenn ich muß hier davon, daß ich dir mög vertrauen und nicht bauen auf alles mein Tun; sonst wird mich’s ewig reuen. |
Ik vraag daarnaast nog, Here God, – gij kunt het mij zéker geven – dat ik nooit meer tot spot word, en verder: geef mij alvast hoop, dat ik, wanneer ik vanhier moet gaan, mijn vertrouwen op u mag stellen en niet zal bouwen op al mijn eigen werken, anders zal mij dat eeuwig berouwen. |
Verleih, daß ich aus Herzens Grund mein Feinden mög vergeben, verzeih mir auch zu dieser Stund, gib mir ein neues Leben; dein Wort mein Speis laß allweg sein, damit mein Seel zu nähren, mich zu wehren, wenn Unglück geht daher, das mich bald möcht abkehren. |
Geef dat ik uit de grond van mijn hart mijn vijanden mag vergeven, vergeef mij ook op dit moment, schenk mij een nieuw leven; uw woord zij heel mijn weg mijn spijs, om mijn ziel te voeden, zodat ik mij kan verweren als ongeluk op mij afkomt dat zich hopelijk snel van mij afwendt. |
Laß mich kein Lust noch Furcht von dir in dieser Welt abwenden, Beständigsein ans End gib mir, du hast’s allein in Händen; und wem du’s gibst, der hat’s umsonst: es kann niemand ererben noch erwerben durch Werke deine Gnad, die uns errett’ vom Sterben. |
Laat mij geen lust, geen vrees in deze wereld van u scheiden. Geef dat ik ten einde toe standvastig ben, ’t ligt enkel in uw handen; en wie gij ’t geeft, die krijgt ’t voor niets: niemand kan erven of door zijn werken verwerven uw genade, die ons redt van ’t sterven. |
Ich lieg im Streit und widerstreb, hilf, o Herr Christ, dem Schwachen! An deiner Gnad allein ich kleb, du kannst mich stärker machen. Kömmt nun Anfechtung, Herr, so wehr, daß sie mich nicht umstoße. Du kannst maßen, daß mir’s nicht bring Gefahr; ich weiß, du wirst’s nicht lassen. |
Ik lever strijd en bied verzet, help mij, Heer Christus, ik ben zwak! Alleen aan uw genade houd ik vast, gij kunt mij sterker maken. Als er nu verzoekingen komen, Heer, maak dan dat die mij niet omverduwen. Gij kunt ervoor zorgen dat het niet gevaarlijk voor me wordt; ik weet, gij zult dat niet toelaten.[1] |
Bachs koraalbewerking wordt meesterlijk gespeeld door Leo van Doeselaar op het orgel van de Katharinakirche in Hamburg, te bekijken/beluisteren op AllofBach:
http://allofbach.com/nl/bwv/bwv-639/
De koraalbewerking is onderdeel van het zogenaamde Orgelbüchlein, een verzameling koraalvoorspelen welke Bach maakte in Weimar. Bachs bedoeling was alle 164 liederen uit het Luthers gezangboek van een koraalbewerking te voorzien. Hij heeft er jammer genoeg 46 voltooid.
Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ heeft de vorm van een trio. In dit geval betekent dit dat er een duidelijk te onderscheiden bovenstem is: de versierde melodie die met de rechterhand gespeeld wordt. Een middenstem voor de linkerhand, bestaande uit zestienden die voortdurend gebroken akkoorden spelen en ten slotte de bas in het pedaal met zijn slepende achtste noten.
Ofschoon het lied als ‘u Here Jezus roep ik aan’ in zowel het oude als het nieuwe Liedboek staat is mijn indruk is dat de melodie van het koraal toch niet heel bekent is. Hieronder de koraalharmonisatie die Bach ook maakte van het koraal (BWV 1124) en een link naar de uitvoering ervan:
https://www.youtube.com/watch?v=NZLgfB7YbS8)
De eerste twee regels van het koraal worden herhaald waarna een tweede deel volgt dat ritmisch onderbroken wordt door een korte zevende regel. Dit is ook de basisstructuur van de koraalbewerking van Bach. Het is heel apart. Ook al ken je de originele melodie, dan nog valt hij niet direct op als je luistert naar de koraalbewerking BWV 639. Voor een deel komt dit natuurlijk omdat Bach de melodie versiert, maar belangrijker is denk ik dat hij hem langzaam laat spelen waardoor de oorspronkelijke melodie minder opvalt . Het is aan te raden om de koraalbewerking (nog een keer) te beluisteren en tegelijk ‘mee te lezen’ met de melodielijn (bovenste stem) van de hierboven geplaatste zetting. Dan zie en hoor je dat de melodie in de koraalbewerking heel langzaam gespeeld wordt, zeker vergeleken met de gewone koraalzetting, BWV 1124. Het zal dan ook opvallen dat de versieringen niet heel uitbundig of ingewikkeld zijn. Eigenlijk zitten die alleen aan het einde van de eerste en tweede regel (en in de herhaling regel 3 en 4). Naast verschillende trillers voegt Bach vooral verbindingsnoten toe tussen de intervallen. Het tweede deel van de koraalmelodie wordt niet of nauwelijks versierd. Bach volgt gewoon de koraalmelodie op een enkele verbindingsnoot op het laatst na.
Leo van Doeselaar heeft in zijn toelichting over de koraalbewerking een duidelijk standpunt wat betreft het affect van de compositie. Die is volgens hem diep droevig. Hij verbindt dat aan de tweede regel van het eerste vers: ‘Ich bitt, erhör mein klagen’ en koppelt dat vervolgens aan de toonsoort waarin de bewerking is geschreven: f-mineur, de toonsoort die in de barok dikwijls gebruikt werd om droefheid en smart uit te drukken. Een toonsoort met soms schrijnende akkoorden. Ook de almaar voortrollende zestienden ziet van Doeselaar aan voor een voortdurend, zwaar en schrijnend klaagpatroon.
‘Het wordt er eigenlijk ingewreven, het is niet zomaar klagen, het is in en in droevig’ aldus van Doeselaar.
Ik kan me niet in de mening van van Doeselaar vinden. Het is een te snelle 1 +1 = 2 (klagen + f-mineur = diepe droefheid). Zijn aanname dat Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ een klaaglied is klopt ook niet. Lees de tekst maar na. Er is geen sprake van nood, zonde, pijn of verlies. Het roepen tot de Heer is niet ‘Aus der Tiefe’. Het woordje klagen komt weliswaar een keer voor in het eerste couplet maar lijkt mij eerder gekozen zodat de dichter een rijmwoord heeft op het woord versagen uit regel 4. Hoe dan ook, het is geen klaag- of boetelied. Naar mijn overtuiging kan de tekst gezien worden als een gebed van een gelovige die Christus bidt om een goed christen te zijn. Een gebed om geloof, kracht, om goed te doen, om volharding. De gelovige erkent zijn zwakheid en stelt zijn vertrouwen in Christus. Zeker geen klaaglied dus. Bach laat de bewerking dan ook in majeur eindigen.
Als ik luister naar de koraalbewerking maakt dat bij mij een gevoel van vertrouwen en rust los en zeker geen droefheid. Daarvoor hoef ik de tekst van het koraal niet eens te kennen. De hierboven geplaatste reacties op YouTube geven iets dergelijks aan.
Zou het kunnen zijn dat Bach deze sfeer van rust en vertrouwen juist heeft willen oproepen, en dat hij wil uitdrukken dat bij het uitspreken van het gebed je mag geloven dat Christus de aanroeping hoort en verhoort?
Het geheim van de schoonheid van Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ zit hem naast de emotievolle toonsoort f-mineur in de combinatie van de kalme, vertrouwenwekkende melodielijn, de rustig begeleidende bastonen die het geheel een zeker fundament geven, en vooral de verbindende middenstemmen van gebroken akkoorden. Het klinkt allemaal zo eenvoudig maar Bach heeft deze drie lagen weergaloos knap geharmoniseerd. Hierin was hij de absolute meester. Dit wordt nog duidelijker als je luistert naar transcripties voor gitaar of piano waarbij alle stemmen dezelfde klank hebben.
Alles klopt.
Ook al heb je er technisch geen verstand van, je voelt dat diep van binnen.
Je kunt je er volledig aan overgeven.
voraus, wenn ich muß hier davon,
daß ich dir mög vertrauen
Gitaar:
https://www.youtube.com/watch?v=MUdXJj0RO-w
Piano:
https://www.youtube.com/watch?v=tT19lmeMI6c
[1] Vertaling Jaap H. van der Laan.