Kommt, eilet und laufet
De hardloopkalender in het tijdschrift Runnersworld uit maart 2013, vermeldt op Eerste en Tweede Paasdag maar liefst zesendertig hardloopwedstrijden. Menig van die loopevenementen hebben ook toepasselijke namen als Paasloop, Paashaasloop en Paasjogging. Persoonlijk heb ik ook goede herinneringen aan hardlopen met Pasen: mijn eerste marathon liep ik in 2008 op Tweede Paasdag in Utrecht. In 2012 was ik weer van de partij.
Pasen staat synoniem voor het begin van de lente. Vanuit dat perspectief is het grote aantal hardloopwedstrijden goed te verklaren. De winter is voorbij, buiten wordt het zachter. Het blijft langer licht, dus je kunt ’s avonds weer het bos in. Voor de hardlopers breekt er weer een aangename tijd aan. Ook vanwege de trimlopen en hardloopwedstrijden die georganiseerd worden; om te beginnen met Pasen!
Dat Pasen strikt genomen een christelijk feest is, zal aan veel deelnemers van deze Paaslopen voorbijgaan. Hier onderscheiden zij zich overigens weinig van al die anderen die na het nuttigen van een Paasbrunch meubelboulevards of pretparken bezoeken. Om over chocolade eieren en paashazen nog maar te zwijgen. Met het christelijke paasfeest heeft het allemaal weinig te maken. Hoewel? Het Bijbelse Paasverhaal blijkt nader beschouwd vol met hardloopelementen te zitten, en omdat Bach veel muziek heeft geschreven voor de Paasdagen wordt er in de muziek van Bach ook volop gerend! Vanuit dit perspectief past het dus heel goed om hard te gaan lopen op Pasen en blijkt de haas als snelrennend wezen toch een passend symbool te kunnen zijn op de Paasdagen.
In de Bijbel wordt in de evangeliën van Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes het leven van Jezus beschreven. Als leraar trekt hij door Israël met een boodschap van liefde, solidariteit en bevrijding. Sommigen zien hem als de Zoon van God die door zijn lijden en sterven de zonden zal dragen voor de mensheid. Anderen zien hem als de Messias die het volk Israel zal verlossen van de Romeinse overheersing. Hoe het ook zij, zijn boodschap roept vooral bij de gezagsdragers van het Joodse volk ergernis op wat uiteindelijk leidt tot zijn gevangenneming, berechting en kruisiging. Deze laatste episode van zijn leven, het ‘lijdensverhaal’, is door Bach op indrukwekkende wijze op muziek gezet in zijn Matthäüs- en Johannes-Passion. Het verhaal van Jezus eindigt echter niet met zijn dood. Zijn graf werd op de derde dag (de eerste dag van de week) leeg bevonden. Aan verschillende mensen zou hij zijn verschenen. Jezus is opgestaan en leeft! Dat wordt gevierd met Pasen. Bach schreef hierover verschillende cantates voor de eerste, tweede en de in die tijd ook nog bestaande derde Paasdag. Daarnaast componeerde Bach een uitgebreider Oster-Oratorium[1].
Acht hardloopscènes.
Zoals al genoemd wordt er in dit passie- en Paasverhaal en ook in de muziek van Bach daarover, opvallend veel hardgelopen. De eerste hardloopscène komen we tegen bij de gevangenneming van Jezus die plaatsvindt in de hof van Gethsemane. Zijn afvallige discipel Judas verraadt hem met een kus. Van de andere discipelen wordt door Mattheüs verteld: Daarop lieten alle leerlingen hem in de steek en vluchten weg[2]. Ze gingen er als een haas vandoor. Als de evangelist in de Matthäus-Passion deze scène zingend verhaalt (‘Da verliessen ihn alle Jünger, und flohen’) zou je misschien verwachten dat Bach dit woord met snelle noten accentueert, maar dat doet hij niet. De dramatiek klinkt wel door in de dalende toonsprong op ‘flohen’, en de kwart rust die hierna valt om de maat vol te maken. Een uitbeelding om even te voelen dat Jezus nu echt door zijn vrienden alleen gelaten is? Hierna volgt dan ook direct de instrumentale opening van het slotkoor van het eerste deel: ’O Mensch bewein dein Sünden gross’.
De tweede hardloopscène wordt alleen door Markus verhaald. Hij geeft nog een vervolg op de bovengenoemde scène uit Mattheüs. Markus maakt er een spannende beschrijving van: Een jongeman, die alleen een linnen kleed aan had, probeerde bij hem te blijven, maar toen ook hij werd vastgegrepen, liet hij het kleed in hun handen achter en vluchtte naakt weg[3]. Het is zo’n mysterieus stukje uit de Bijbel. Je zou willen weten wie deze jongen was, wat er van hem geworden is, maar het blijft in nevelen gehuld. Zo is het trouwens ook met Bachs Markus-Passion (BWV 248), die Bach op Goede Vrijdag 1731 heeft uitgevoerd. Weliswaar keurig een BWV-nummer, maar er is alleen maar een tekst beschikbaar, want de muziek is verloren gegaan. Men neemt aan dat verschillende koren en aria’s hun oorsprong hebben in de Trauerode Lass, Fürstin, lass noch einen Strahl’ (BWV 198)[4]. De muziek van de evangelietekst is echter volledig onbekend, wat dus ook betekent dat het gissen blijft hoe Bach het tekstgedeelte over de naakt wegrennende jongen op muziek heeft gezet. Van de Markus-Passion bestaan verschillende reconstructies. Ton Koopman maakte er ook één. Hiervoor componeerde hij zelf de recitatieven in de stijl van Bach. In tegenstelling tot in Bachs Matthäus-Passion componeert hij het ‘flohen’ van de leerlingen met een hele reeks van stijgende korte nootjes, en beeldt hij het woord inderdaad treffend uit. Als een lettergreep op meerdere noten wordt gezongen, dan wordt dat een melisme genoemd. Hetzelfde woord ‘flohen’ wordt bij de wegvluchtende naakte jongeman echter maar op drie nootjes gezet. Alsof Koopman als componist even verlegen is met de penibele situatie…
De hardloopscènes drie en vier staan niet in de Bijbel maar komen uit de Johannes-Passion (BWV 245). In het Bijbelverhaal blijkt dat Petrus en een andere discipel Jezus uiteindelijk toch volgen naar de plek hij wordt voorgeleid. Na het recitatief waarin dit wordt gezongen volgt de sopraan-aria ‘Ich folge dich gleichfalls mit freudigen Schritten’. Zoals bekend zijn de aria’s persoonlijke reacties of toepassingen op het gebeuren, want natuurlijk volgde Petrus Jezus niet met een vrolijke tred. Hij was doodsbenauwd, even later zou hij warempel tot drie maal ontkennen dat hij bij Jezus hoorde. De aria wil blijkbaar meegeven dat ondanks alles het volgen van Jezus uiteindelijk vreugdevol mag zijn. Bach zet de aria daarom in een dansachtige 3/8 maatvorm, en de woorden ‘folge’ en ‘freudigen’ worden achtereenvolgens met stijgende en dalende notenreeksen uitgebeeld. In een huppelpas achter Jezus aan!
De vierde hardloopscène heeft een heel ander karakter. Als verderop in het verhaal Jezus het kruis op zijn rug moet dragen en naar Golgotha moet lopen waar de kruisiging plaats zal vinden voegt Bach in de Johannes-Passion een beschouwende aria toe: ‘Eilt, ihr angefochten Seelen’. In een vlot tempo wordt gezongen dat gelovigen zich moeten haasten om naar Golgotha te gaan. ‘Flieht’ wordt zelfs gezongen. Ga vliegensvlug, ijlings, want op Golgotha is het heil te vinden. Bach componeert deze aria op het vlugge, ietwat onrustige ritme van een courante. In een snel loopje van stijgende noten wordt de start van de run uitgebeeld. Deze oude Franse hofdans is vanwege zijn snelle ritme heel geschikt voor deze tekst, beter nog dan de snelle gigue die meer een huppelend karakter heeft. In de Matthäus-Passion wordt bij dit tekstgedeelte niet hardgelopen. Integendeel, de zware gang met het kruis op de rug wordt door Bach treffend uitgebeeld met de instrumentele omlijsting van de bas-aria ‘Komm süsses Kreuz’. De aria bezingt de vraag aan Jezus om als het lijden van de mens te zwaar wordt, of hij dan wil helpen dat kruis te dragen. Het stroeve ritme van de aria met de stotende, zware streken van de gamba symboliseren het pijnlijke zwoegen van degene die het kruis moet dragen.
Hardloopscène vijf begint op paasmorgen, en is een meidenrun. Op de eerste dag van week gaan Maria van Magdala en een andere Maria in alle vroegte naar het graf. Ze zien de steen weggerold en ontmoeten een engel die tegen hen zegt dat Jezus is opgestaan. De engel maant de vrouwen snel naar de leerlingen te gaan om dit nieuws te melden. Ontzet en opgetogen verlieten ze haastig het graf[5] schrijft Mattheüs. Terug in de stad vertellen de vrouwen het nieuws buiten adem aan de leerlingen. In de cantate voor Eerste Paasdag Der Himmel lacht! Die Erde jubilieret (BWV 31) wordt dit rennen als metafoor gebruikt voor het achterlaten van het oude zondige leven. De opstanding van Jezus mag de gelovige ertoe aan zetten een nieuw leven te beginnen. In het recitatief (van het vijfde deel) worden in dit kader onder andere de volgende regels gezongen: ‘Tritt an den neuen Lebenslauf!’ en even later: ‘Ein Christe flieht, ganz eilend von dem Grabe’. Begin je nieuwe levensloop, en wel zo snel als je kunt. Weg van dat graf; opstaan en rennen maar! Bach laat de tenor de woorden ‘Lebenslauf’, ‘flieht’ en ‘eilend’ in razendsnelle zestiende nootjes zingen. De laatste twee woorden eerst stijgend, dan weer dalend.
Dan volgt de zesde hardloopscéne die uitmondt in een ware wedstrijd. Er zijn verschillende versies: Lucas vertelt dat de leerlingen het verhaal van de vrouwen maar kletspraat vonden. Behalve Petrus. Lucas schrijft: Petrus echter stond op en rende naar het graf[6]. De evangelist Johannes vertelt dat er nog iemand anders naar het graf rende. Als een echte sportverslaggever verslaat hij deze hardloopscène: Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf[7]. Petrus verliest de run van de andere leerling die blijkbaar over een goede eindsprint beschikte. Johannes zelf?
Al dit rennen op de eerste Paasdag komt treffend terug in het Oster-Oratorium (BWV 249). De cantate opent met een vrolijke sinfonia. Trompetten dragen bij aan de feestvreugde. In tegenstelling tot de ‘Eilt-aria’ uit de Johannes-Passion heeft hier de muziek wel het aan de gigue verwante ritme. Dansend en huppelend wordt de opstanding van Christus gevierd en omdat het hier om feestmuziek gaat, wordt het ritme ondersteund door paukenslagen. Maar dan wordt er even een pas op de plaats gemaakt. In een adagio klinkt de stille verwondering door; je moet ook wel even stilstaan om te beseffen wat er is gebeurd; heb je wel in de gaten hoe groot dit wonder is? Hierna zet echter het orkest de sinfonia opnieuw in en kort daarop volgt het koor met de volgende tekst: Kommt, eilet und laufet ihr flüchtige Füsse wat vertaald kan worden als: Komt, loop in ijltempo gij vliegensvlugge voeten. Ren naar de plek waar het wonder is geschied. Prachtig hoe Bach de sfeer van het rennen en vliegen op die vroege Paasmorgen in zijn muziek verbeeldt. Het snelle tempo van de gigue, de melismes op ‘eilet’ en ‘laufet’. Bach maakt er echt een hardloopfeest van.
De eerste hardloopscènes waren als gevolg van het wegvluchten te typeren als echte sprinten. De laatste hardloopscènes zijn te duiden als middenafstandlopen. De afstand tussen de stad Jeruzalem en de graftuin buiten de stadspoort zal zo´n anderhalf tot twee kilometer geweest zijn. Ten slotte kan er ook nog een lange afstandsloop hebben plaatsgevonden en dat wordt dan hardloopscène zeven. Lucas vertelt over de zogenoemde Emmaüsgangers, enkele leerlingen van Jezus die, nog onder de indruk van wat er zich in Jeruzalem allemaal heeft afgespeeld, ´s middags terugwandelen naar hun woonplaats Emmaüs. Lucas noemt een exacte afstand: zestig stadia, wat ongeveer twaalf kilometer is. Dan voegt Jezus zich bij hen, maar zij herkennen hem niet. Jezus wandelt met hen op en ze spreken over datgene wat er in Jeruzalem is geschied de afgelopen dagen. Aangekomen in Emmaüs nodigen ze Jezus bij hen thuis, want het is bijna avond. Als Jezus aan tafel het brood breekt, herkennen ze hem pas, maar dan verdwijnt Jezus ook plots uit hun zicht. Lucas vertelt dan verder: Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen[8]. Het wordt niet expliciet vermeld, maar het kan haast niet anders dan dat deze leerlingen hardlopend terug zijn gegaan want het was al avond en ze wilden zo snel mogelijk hun ervaring delen met de anderen. In de lutherse kerk werd dit verhaal op de Tweede Paasdag gelezen. Bach componeerde hierbij de cantate Bleib bei uns, denn es will Abend werden (BWV 6). In deze cantate, met het overigens magistrale openingskoor op het ritme van de sarabande, wordt niet hardgelopen. Wellicht toch meer passend bij het Bijbelverhaal wordt er echter wel gewandeld, en dat is dan loopscène acht. In de cantate gaat het over de zondige mens die wandelt in de duisternis, maar die door het licht van Christus’ woord op het rechte pad kan gaan. In het bas-recitatief van deel vier klinkt het woord ‘gewandelt’ op driemaal een gelijke G als kwartnoot. Je ziet als het ware de stappen: recht vooruit. Dan volgt de tenor-aria met de tekst die het thema van de cantate samenvat:
Jesu, lass uns auf dich sehen,
Dass wir nicht auf den Sündenwegen gehen.
Laß das Licht deines Worts uns heller scheinen,
Und dich jederzeit treu meinen.
Violen omlijsten de aria met motieven die de tekst kracht bij zetten. Van Hengel omschrijft het als volgt: ‘Motieven die – blijkens de teksten van de tenor – vooral de zware stappen in beeld brengen van de vermoeide reiziger die, onzeker struikelend langs een kronkelig pad, dreigt af te glijden op de ‘Sündenwegen.’
Pasen en hardlopen. Ze horen bij elkaar. En niet alleen vanwege het aangename hardloopweer, maar zeker ook omdat het Paasverhaal zelf een hardloopverhaal is. In dit opzicht past de snelle haas dus uitstekend bij dit feest. En Bach loopt onmiskenbaar mee!
Dat het de vele lopers en zeker de hazen[9] op de Paaslopen mag inspireren.
Kommt, eilet und laufet!
[1] Ostern is Pasen.
[2] Mattheüs 26:56b.
[3] Markus 14:51-52.
[4] Zie ook hoofdstuk ‘Bach in de hemel (in h-Moll)’.
[5] Mattheüs 28:8.
[6] Lucas 24:12a.
[7] Johannes 20:4.
[8] Lucas 24:33.
[9] Een haas is in de hardloopwereld iemand die in een wedstrijd wordt ingehuurd om een tempo aan te geven.