“Bent u iets verloren?”
Ik was van mijn fiets gestapt om wat beukennootjes van de grond te rapen. Schuin omhoog kijkend zag ik de in het zwart geklede, hoogbejaarde man met een wandelstok die mij deze vraag gesteld had.
Het was op de route van mijn werk naar huis: van Bosch en Duin naar Zeist, door het bos van Dijnselburg. Dagelijks passeer ik aan de rand van het bos de grote bungalow waar ooit kardinaal Alfrink woonde. De bungalow wordt omringd door grote beuken. Nu wordt de bungalow bewoond door een aantal bejaarde paters. Eén kamer is ingericht als kapel. Elke morgen als ik rond de klok van 8 uur voorbijfiets bevinden de oude mannen zich in de kapel en houden daar hun ochtendgebed.Door twee vierkante raampjes wordt mij dagelijks een tijdloos schouwspel geboden. Er branden kaarsen en één van de paters staat gehuld in een lichte toga achter een katheder. Dit moment heeft voor mij betekenis gekregen: zelf kom ik zo moeilijk aan bidden toe; maar deze oude mannen bidden onophoudelijk en ik voel me daarin meegenomen. Als zij bidden, zal ik wel werken…en zo bezin ik me toch nog enkele momenten, en wordt ik even uit de dagelijkse sleur opgetild.
“Nee,ik zoek wat beukennootjes”.
Ik ben tegenover het oude mannetje gaan staan. Een vriendelijk gezicht keek mij aan. Ik vroeg hem wanneer hij voor het laatst beukennootjes heeft gegeten. Hij dacht een tijdje na. “Dat kan wel tachtig jaar geleden zijn”. “Dan wordt het tijd om eens te ontdekken of de smaak van deze nootjes nog hetzelfde is”antwoordde ik. Terwijl ik een beukennootje afpelde vroeg ik hem of hij een bewoner is van de bungalow. Dat was hij, zoals ik wel dacht. Hij nam het beukennootje van mij aan en stopte het in zijn mond. En ik vertelde ik mijn verhaal; van mijn dagelijkse inkijkje bij hun gebedsbijeenkomst en mijn gedachten daarbij. “Dat is heel mooi” was tenslotte zijn reactie. “Jouw mijmeringen komen via ons wel in de hemel terecht”. ‘Typisch katholiek’ was de gedachte die door me heen flitste.
Het beukennootje smaakte hem overigens net als tachtig jaar geleden.
Na hem gegroet te hebben stapte ik weer op m’n fiets en ik voelde me gelukkig met deze korte ontmoeting.
Alsof ik iets kostbaars gevonden had.