Toelichting gehouden tijdens de Utrechtse Bachcantatedienst op 11 september 2016.
Mijn indruk is dat niemand van u vanavond van huis is gegaan met het idee: ik ga naar een concert. Naar een concert gaan, dat deed u wellicht vorige week, tijdens het Festival Oude Muziek. Vanavond ging u naar een cantate, een cantatedienst. Naar een concert gaan is toch iets anders. Toch blijkt het niet zo in elkaar te steken. U ging vorige week niet naar een concert, maar naar een muziekuitvoering. En vanavond bent u niet bij een cantate, maar bij een concert!
Wat wil namelijk het geval? Bach schreef boven de compositie die we vanavond gaan horen: Concerto. Hij deed dat wel vaker. De naamgeving Cantate komt bij Bach slechts enkele malen voor. Meestal werden deze werken een Kirchenstück of Motetto genoemd.
Zo kort na het Festival Oude Muziek waarin Venetië centraal stond, kan het geen kwaad er nog eens op te wijzen hoe groot de invloed uit Italie was op Bachs muziek en zeker voor wat betreft zijn cantates. Waren Bachs eerste cantates nog op de aloude Duitse motetstijl gestoeld, waarin Bijbelteksten en koralen centraal stonden die afwisselend door koor en solo werden gezongen, in Weimar ging hij cantates schrijven geïnspireerd op de Italiaanse opera. Hierin werd, na een inleidende instrumentale sinfonia in reciterende stijl een verhaallijn gezongen. Deze recitatieven werden afgewisseld met meestal virtuoze aria’s waarin de persoonlijke, vaak emotionele reactie op het gebeuren werd bezongen. Om deze aria´s was het natuurlijk te doen. Hierin konden de zangvirtuozen, dikwijls ook castraten, excelleren. Ten tijde van Bach waren Italiaanse opera’s erg populair in Duitsland. Een belangrijk stijlkenmerk van de Italiaanse barok was het concerto. Concert in het Nederlands, afgeleid van concerteren wat wedijveren betekent. Twee koren, of twee instrumentengroepen waren tegenover elkaar opgesteld en reageerden op elkaar. Deze vorm van musiceren, ooit ontstaan in de San Marco van Venetie, heeft een enorme invloed gehad op de ontwikkeling van de muziek, en komen we dus ook stelselmatig tegen in de muziek van Bach, denk aan de dubbelkorigheid in de Matthäus Passion of het concerteren tussen de verschillende instrumentengroepen in de Brandenburgse concerten. Ook de soloconcerten voor bijvoorbeeld viool, hobo of klavecimbel en later ook piano ontwikkelde zich vanuit het concerto. Dit soort concerten werden zo populair dat uiteindelijk welke muziekuitvoering dan ook een concert werd genoemd.
Concerto schreef Bach boven deze cantate, en als we de eerste maten van het orkest horen begrijpen we meteen waarom: violen spelen een thema, het zogenaamde ritornel, direct gevolgd met daarop reagerende hobo’s die vervolgens met eigen motiefjes de sinfonia nog meer contrast en kleur geven. Later nemen de violen deze motiefjes weer over. Op onnavolgbare wijze vlecht Bach hier vervolgens een schitterende koorpartij in. Het Italiaanse concerto wordt dan opeens een Bach-concerto, helemaal als Bach het tweede deel van de tekst laat klinken in een oerdegelijke vierstemmige fuga. Vierstemmig? Misschien wel zesstemmig, want de violen en de hobo’s pakken ook hun partij. En tussendoor klinkt telkens weer het ritornel.
Bach schreef de cantate voor de zondag waarin gelezen werd over de spijziging van de 4000, het bekende verhaal waarin Jezus een grote menigte voedt met 5 broden en 2 vissen. De tekst van de cantate gaat hier niet direct over, maar handelt in het eerste deel over de door God geschapen aarde die voedsel voortbrengt aan alle mensen. God zorgt voor zijn kinderen, hij geeft wat nodig is. Wees dus niet bezorgt, maar leef in dankbaarheid en vertrouwen, is dan ook de strekking van het tweede deel. De tekst heeft een gespiegelde structuur. In het eerste deel een tekst uit het Oude testament, in dit geval enkele verzen uit psalm 104 en daarna een recitatief en een aria, in het tweede deel een tekst uit het Nieuwe testament, gevolgd door een aria en een recitatief. Een slotkoraal bestaande uit twee strofen sluit de cantate af.
Met het onderwerp van de cantate in ons achterhoofd valt voor te stellen waarom Bach zo’n rijk openingskoor heeft geschapen. Na het eerste recitatief waarin Gods vruchtbare schepping uitvoerig beschreven wordt (wel duizend bergen die rivieren en meren voortbrengen) volgt de reactie van de gelovige met woorden uit psalm 65: ‘Uw genade is het die al het goede doet’. Een aria vol van Italiaanse gratie. Violen en hobo’s omspelen contrastrijk het lied van de alt. Met korte, dalende nootjes wordt Es träufet Fett und Segen beeldend gezongen: zegen, die als vet neer druppelt. Tegenwoordig denken we anders over ‘vet’ maar in Bachs tijd zag men het hebben van een buikje blijkbaar als teken van blakende gezondheid. Het eerste deel van de aria wordt herhaald; het zogenaamde da-capo principe: ook dit fenomeen is afkomstig van de Italiaanse opera. De aria’s, waarin virtuoos gezongen en gespeeld werd, konden zo nog langer duren.
Deel twee van de cantate opent met woorden van Jezus, en wordt daarom traditioneel door de bas gezongen. Het is een citaat uit de Bergrede ‘Maakt u daarom niet bezorgd… wat zullen wij eten, wat zullen wij drinken, hoe zullen wij ons kleden… uw hemelse Vader weet dat gij dit alles nodig heeft’. Omlijst door violen worden Jezus’ woorden kalm maar vol overtuiging gezongen.
Ook hierop volgt in een aria de reactie van de gelovige. Waren we in deze cantate muzikaal groots en uitbundig begonnen met alles wat God in zijn schepping aan de wereld geeft, hier zijn we terecht gekomen in de persoonlijke beleving van die ene gelovige. In deze aria is de muziek heel klein en breekbaar. Gods belofte is voor iedereen, maar ook voor mij persoonlijk: Sollt er mir allein nicht geben was er allen zugezagt? Eén hobo concerteert met het lied van de sopraan, maar het zijn niet louter virtuoze versiersels. Hobo en zang gaan met elkaar in dialoog. Ze reageren op elkaar, vullen elkaar aan of gaan samen op weg. In kinderlijk vertrouwen belijdt de gelovige ziel vol overgave haar geloof, wat in het daaropvolgende recitatief nog een keer wordt samengevat.
Heeft de tekst van de cantate ons ook nog wat te zeggen? In een beschrijving van de cantate schreef iemand dat de tekst getuigt van een achterhaald, naïef godsbeeld. Een god die als een soort supermens goede gaven uitdeelt, maar als het uitkomt ook liefdevol kan straffen. Een god die de levensloop van ieder mens al voor zijn geboorte heeft bepaald.
Of dit godsbeeld voor iedereen zo achterhaald is vraag ik me af. Hoe het ook zij, voor mij blijft het een uitdaging om ook in deze oude teksten naar betekenisverlening te zoeken voor anno nu. Ik denk dat zelfs het slotkoraal daar een appèl op doet: Dass er uns geb des Geistes Sinn, dass wir solches recht verstehn. Met andere woorden: dat we een ontvankelijke geest mogen hebben om de dingen juist te verstaan. De muziek van Bach helpt me om de oude teksten niet altijd even letterlijk meer te nemen, maar wel daaruit een boodschap te achterhalen die actueel is. Zorg hebben voor natuur en milieu, bewust omgaan met datgene wat je hebt ontvangen, verspilling beperken. Maar het leert me ook dat ik in verwondering mag leven met de schoonheid om me heen. Mag genieten van de natuur en van de kunst die mensen kunnen scheppen. Van de musici en hun muziek, en van de grootste musicus ooit: Johann Sebastian Bach, waarvan we nu gaan luisteren naar het Concerto: Es wartet alles auf dich.
Ik wens u mooi concert toe en de uitvoerenden veel speelgenot!