De Kilimanjaro beklimmen

28 december 2011, dag 1: Jambo! (Goedendag)

Om half tien rijdt het busje voor. Hij zit al half vol met Tanzaniaanse jongens die de komende week ons zullen bijstaan in de klim. Met z’n achten hebben we voorlopig voor het laatst comfortabel in een hotel in Arusha geslapen. Onze rugtassen worden ingeladen en daarna kunnen we zelf plaatsnemen. De bus zit tjokvol. Via een korte tussenstop bij het bureau die onze trekking organiseert vertrekken we rond half elf echt: op naar de Machama-gate, de poort op 1900 meter hoogte vanwaar we de start gaan maken van de eerste etappe. Op weg naar de top. De top van de Kilimanjaro.

*

Oktober 2010

Maarten stuurt een mail met daarin een plan: hij wil met een groep de Kilmanjaro gaan beklimmen rond de jaarwisseling 2011-2012. Meteen ben ik enthousiast. Deze kans wil ik aangrijpen. Zo’n onderneming zou ik anders nooit gaan doen. In het voorjaar van 2011 wordt duidelijk dat er acht mensen mee willen: Maarten en Afien (broer, schoonzus), Willem Hendrik (neef), Julia en Kaei (dochter en schoonzoon), Jan en Ewout (vriend van Maarten en zoon). In mei hebben we een eerste voorbereidingsontmoeting. Maarten toont een video van de Kilimanjaro, we bespreken de reis, de kosten, de voorbereidingen die nodig zijn zoals inentingen, materiaal, kleding. In november komen we nog een keer bij elkaar. We zetten de puntjes op de i. Iedereen is er klaar voor. Op 27 december komen we allemaal aan in Arusha, Tanzania. De volgende dag gaat de beklimming beginnen.

*

Na twee uur rijden komen we aan bij de Machama-gate. We worden ingeschreven, betalingen worden geregeld, we maken kennis met de gidsen: Beltram, Dani en nog een derde waarvan ik de naam kwijt ben. De porters (dragers) verdelen hun ballast: onze rugtassen, manden met voedsel, tenten, potten, pannen, gasstellen. . . . . noem maar op. Alles gaat mee naar boven. We krijgen allemaal een lunchpakketje: een pakje drinken, een stuk fruit, een sandwich, een muffin en een kippenpootje!

Helaas begint het flink te regenen. Gelukkig staan we droog onder een grote overkapping. Zo’n drie, vier andere groepen staan ook klaar voor vertrek. We trekken onze regenjassen aan. Als de regenbui opeens stopt lijkt dat het startsein. Daar gaan we dan. Omhoog!
We lopen een bospad in. Aapjes zitten aan de kant. Jammer genoeg begint het al weer snel te regenen. Gelukkig is het niet koud. Ik schat een graad op 20. Voortdurend worden we ingehaald door zwaarbepakte porters. Het is waarschijnlijk lang droog geweest want het pad is niet modderig. We lopen feitelijk door het regenwoud. Hoge bomen, soms helemaal bemost, soms met lianen, kolossale varens, watervalletjes. . . . hoewel we nauwelijks op uitzichten worden getrakteerd (ook vanwege het mistige weer) valt er genoeg te zien. Na een uur of vijf lopen komen we aan bij het Machama-kamp. 2950 meter. We hebben 1050 meter hoogte gewonnen. In een blokhut moeten we ons weer inschrijven. Hier spreek ik kort met een blinde Koreaanse jongen die met twee begeleiders ook de Kilimanjaro gaat beklimmen. ‘With God is everything possible’ antwoord hij als ik mijn respect naar hem uitspreek.
De porters hebben inmiddels ons kampement al opgezet: twee tweepersoonstenten, een vierpersoonstent, en een ‘eettent’ (Mess genoemd). Daarnaast natuurlijk ook hun eigen slaaptenten en de ‘keuken’ tent. De kok stelt zich aan ons voor: Said. Hij heeft twee hulpkoks. Samen met de 3 gidsen en de 16 porters hebben we dus een begeleidingsgroep van 22 Tanzanianen. Met ons erbij een groep van totaal 30!
De koks wijzen ons naar de Mess. Daar staat thee en popcorn klaar. Op de grond, in de kring blikken we zo terug op onze eerste dag.

Er wordt behoorlijk geklaagd, want verschillende matjes en slaapzakken zijn nat geworden. Dat is niet prettig.
We hebben een uurtje om de slaapplekken klaar te maken en wat te relaxen. De twee stelletjes betrekken de tweepersoonstenten. Jan en Ewout de ene kant van de vierpersoonstent, Willem Hendrik en ik de andere kant. Wel een krappe plek voor twee volwassen personen vind ik.
Door een van de keukenhulpen wordt er bakje heet water met een stukje zeep in de tent gezet, we kunnen ons even opfrissen voor het eten. De warme maaltijd die opgediend wordt is de volgende verrassing. Gloeiend hete preisoep vooraf, daarna gebakken aardappels, een groentemix van boontjes, worteltjes e.d. en rundvleesstukjes. Als toetje stukken mango en ananas. Het smaakte prima! Na nog weer een kop thee gedronken te hebben gingen we rond een uur of 9 slapen.


29 december 2011, dag 2: Karibu! (Welkom)

Ik heb redelijk goed geslapen. We zouden om 7 uur gewekt worden, maar tegen die tijd zijn we ons al aan het opmaken voor de tweede dag. Om half 8 ontbijten we in de Mess. Alweer en verrassing: eerst krijgen we pap: Porruche. Even wennen, maar met wat suiker erin is het wel te eten. Maar niet teveel. Daarna werd er een grote schaal neergezet met geroosterd brood, pannenkoekjes, omeletten, worstjes en fruit. Met zo’n ontbijt moeten we de dag wel aankunnen.
Vandaag hebben we een iets kortere etappe voor de boeg. Een wandeltocht van een dikke drie uur naar het Shira-plateau, op 3700 meter hoogte. 750 meter verder omhoog dus. Al snel lopen we nu het regenwoud uit. De vegetatie wordt korter en kaler. Het terrein wordt langzamerhand rotsachtiger. Bij mooi weer betekent dit dat we meer van de uitzichten kunnen gaan genieten. Maar helaas, vandaag is het alweer regenachtig en mistig. Het prachtige uitzicht op de top van de Kilimanjaro wat ons ‘door de boekjes’ aan het eind van de tocht wordt beloofd wordt ons niet gegund.

Het lopen gaat ons allemaal nog prima af. Soms wordt ons evenwicht getest als we via wat stenen een stroompje moeten overbruggen. Alleen Jan kampt met een flinke hoofdpijn. Bij aankomst in het Shira-kamp duikt hij direct in zijn slaapzak.
In de Mess krijgen we vandaag thee met zoute pinda’s. We hebben wat meer tijd tot aan het avondeten, maar tot veel activiteiten komen we niet. Een beetje rondhangen, liggen, onderzoeken waar je het best naar ‘het toilet’ kan (of anders dan maar ergens tussen de struiken, buiten het kamp). Ook op dit kamp is het weer druk. Ik schat dat er wel zo’n zeven groepen met ons naar boven trekken. Met alle porters e.d. erbij maakt dat er zich wel zo’n 300 mensen in dit kamp begeven.
Het warme eten gaat er weer prima in. Zo’n beetje hetzelfde als gisteren. Nu echter wortelsoep en in plaats van aardappels vandaag rijst.
Tijdens de koffie/thee komt de hoofdgids Beltram de tent binnen(‘laat de beltrom horen’ zeggen we steeds, het is immers net kerst geweest). Op zijn hurken zittend vraagt hij hoe het met ons gaat. En dan verteld hij wat het plan is voor de volgende dag: 7 uur wekken, warm water, half 8 ontbijten en half 9 vertrek naar het Barranco-kamp. We laten onze veldflessen vullen met gekookt water. Extra veel drinken wordt vanwege de hoogte toenemend nodig. De tweede nacht. Slapen is wederom geen probleem.


30 december 2011, dag 3: Hakuna Matata (Maak je geen zorgen)

Vandaag staat er een zware tocht op het programma. Een stevig ontbijt is dus van belang. Maar ik voel me niet lekker. Hoofdpijn, een beetje misselijk, het rommelt in m’n buik. Ik begin nog wel aan de pap, maar die maakt me alleen maar misselijker. Eén geroosterd sneetje krijg ik weg, en wat plakjes ananas. Hier moet ik het dan maar mee doen. Het is wederom bewolkt en regenachtig weer. Eenmaal is er een stevige bui. Ondanks de beschermende kleding begint toch alles nat te worden en aangezien het ondertussen niet meer zo warm is op deze hoogte dringt de kou door tot op m’n lijf. De handschoenen zijn in deze fase onmisbaar.
Van wandelen is al lang geen sprake meer. Het terrein is rotsachtig, vele kleine en grote (lava) stenen liggen bezaaid op wat het pad moet lijken. Eén gids loopt voorop en kiest steeds de makkelijkst begaanbare route. De blinde Koreaan passeren we weer. Ik vind het ongelofelijk dat hij in staat is dit te doen. Hoe zou hij de omgeving in zich opnemen? Voor ons blijven de vergezichten door de mist (we lopen voortdurend in de wolken) ons niet gegund. Wel lopen we in dit gebied langs de kolossale lobelia’s, planten die alleen op de Kilimanjaro schijnen voor te komen.
Vandaag is een soort acclimatisatie-dag. We stijgen tot 4200 meter en dalen dan weer naar 3950 meter tot het Barranco-kamp. Op deze manier kunnen we ook een beetje wennen aan de hoogte. Jan is weer aardig opgeknapt. Maar vandaag heeft Kaei het moeilijk. De afgelopen dagen was hij al niet lekker, maar vandaag gaat hij kapot. Gelukkig komt er halverwege de tocht een splitsing met een kortere route naar het Barranco-kamp. Hij neemt die met een gids. Wij nemen de route, via de Lava-tower, een indrukwekkend groot rotsmassief,tot 4200 meter en dalen dan weer af. Dit blijkt niet gemakkelijk. Door alle regen van de afgelopen dagen zijn de kleine stroompjes groot geworden en het vraagt veel klim en balanceerwerk om al dit soort hindernissen te overbruggen. Uiteindelijk komen we tegen vieren in het Barranco-kamp. Voor de eerste keer voel ik me erg moe en slap. Hoewel de hoofdpijn is weggetrokken begin ik wel op te zien tegen de laatste etappes. Zou ik het halen?
Het weer is gelukkig opgeknapt. Op een gegeven moment trekt het even helemaal open en zien we plotseling de top van de Kilimanjaro. Ontzagwekkend, en, wat hoog nog! Sta ik daar overmorgen vroeg? Ik kan het bijna niet geloven.
Van de warme maaltijd, later in de Mess, neem ik van alles een beetje. Ik moet eten, maar het smaakt we niet en het staat me tegen. Kaei blijft in bed liggen. Hij eet bijna helemaal niets. Hoe zal dat aflopen? Onze gids Beltram stelt voor dat Kaei en ik een eigen gebrouwen drankje drinken van de kok. Dat zou heilzaam zijn. Hij raadt af om diamox, tegen de hoogteziekte te gebruiken. Ik laat het me aanleunen en drink de hete thee met verschillende kruiden en o.a. veel gember op.
Om negen uur liggen we allemaal in onze slaapzakken. Morgenvroeg de één na laatste etappe naar het Barafu-kamp.


31 december 2011, dag 4: Lama salama (weltrusten)

Weer sta ik niet lekker op. Beetje zeurende hoofdpijn en een misselijk gevoel. Ik probeer in elk geval veel te drinken. Dat is sowieso belangrijk gezien de hoogte. De pap laat ik aan me voorbij gaan. Het lukt me om één sneetje geroosterd brood naar binnen te krijgen. Eigenlijk veels te weinig, maar het is niet anders. Vandaag en vannacht wordt het de dag van de waarheid. We stijgen 660 meter naar het Barafu-kamp, over een afstand van zo’n 13 kilometer. Als eerste moeten we de Barranco-wall, ook wel ‘breakfast-wall’ geheten, beklimmen. Een steile ‘muur’ van 250 meter hoog. We kijken omhoog en zien een lang zigzaggend lint van mensen die ons voorgaan. Stapje voor stapje beginnen wij ook aan de beklimming. Soms is het letterlijk klimmen en klauteren, of moet je voorzichtig van een rots afglijden. Het is zwaar.

Hier en daar ontstaan files. Regelmatig hoor ik de gidsen: “Pole, pole” zeggen, Swahili voor: rustig, rustig. Degenen die geen moeite hebben met dit soort beklimmingen zijn de porters. Met speels gemak worden we links en rechts ingehaald; springen ze van steen naar steen. En daarbij zijn ze dan nog zwaar bepakt met (onze rugtassen) en op hun hoofd of schouder tenten of grote manden met proviand. Ongelofelijk, wat zijn dit een kanjers. Als wij vanmiddag in het volgende kamp aankomen staan onze tenten alweer overeind. Wij hebben alleen ons ‘dagrugtasje’ bij ons met een fles drinken, wat eten, reservekleding en een fototoestel.
Boven op de Barranco-wall hebben we weer zicht op de top van de Kilimanjaro. Nog steeds lijkt het ontzettend hoog en ver. We nemen een korte rustpauze en vervolgen dan onze weg via de Karanga vallei. Langzaam stijgen we nu tot 4600 meter. Om een uur of 3 arriveren we in het Barafu kamp. Het is even zoeken naar de tenten. Er is veel hoogteverschil en de verschillende tenten staan ver uit elkaar. Ik rol mijn slaapmatje uit en duik meteen in mijn slaapzak. Rust, rust, denk ik alleen maar. Net als Ewout waarschijnlijk, want ook hij ligt in no-time in zijn slaapzak.
Weer een etappe achter de rug. Maar ga ik de volgende, laatste etappe halen? Ik fantaseer dat ik vannacht niet mee omhoog ga. Het is gewoon te zwaar. Pech gehad, ik kan er ook niets aan doen dat ik niet fit ben.
Na de warme maaltijd (ook nu weer wat gegeten, al was het niet veel) komt Beltram weer gehurkt bij ons zitten. In langzame, zorgvuldig gekozen zinnen beschrijft hij wat het plan is: zo meteen allemaal naar bed (20.00 uur). Om 23.00 worden we gewekt (als we zelf al niet wakker zijn). Aankleden, warme spullen aantrekken, dubbele handschoenen aan. Om 23.30 drinken we koffie/thee met (gember)biscuitjes en dan, om 0.00 uur, nota bene tijdens de jaarwisseling vertrekken we naar de top. Beltram hamert erop dat het rustig aan moet gaan. Het zal fors gaan vriezen. Dat we geen lange pauzes nemen, alleen zo nu en dan even een staande pauze om iets te eten of te drinken. Het zal een tocht van zo’n zes uur worden tot we boven op de kraterrand, bij Stella Point arriveren. Hij adviseert om niet op je horloge te kijken, niet te gaan vragen: hoe lang nog. Loop alleen maar, stap voor stap voor stap, achter mij aan. Als we er bijna zijn zal ik het zeggen. . .


1 januari 2012, dag 5: Pole pole (rustig aan)

Eerst kan ik niet slapen. Het is een bizar idee. Straks alweer op staan en dan om 0.00 uur gaan lopen, de hele nacht. Toch wordt ik om 23.10 wakker van het licht en gerommel van Willem Hendrik en besef ik dat ik toch nog een uur of twee heb geslapen. We maken ons allemaal, zwijgend, gereed. Even later zitten we aan de thee en de koekjes. Het is droog buiten. Helder zelfs, dus ook koud. Het waait een beetje. Tegen twaalven is het wachten nog op Jan. Als hij zich bij de groep schaart staan Julia en Kaei klaar met sterretjes. Het is Nieuwjaar! 2012. We omhelzen elkaar. De gidsen zijn ook enthousiast en krijgen ook sterretjes. Maar dan, als de sterretjes gedoofd zijn is het zover. We hangen onze rugzakjes op de rug, zetten onze hoofdlampjes aan en we vertrekken. Naast de drie vaste gidsen gaan ook nog twee ervaren porters mee. Daar gaan we, met z’n dertienen. Beltram voorop. Op naar de top van de Kilimanjaro.

Op een gegeven moment zie ik dat het begint te lichten. Aan de horizon veranderd het zwart in donkerrode en donkerblauwe tinten. Het betekent dat het tegen zessen is. Het betekent ook dat we de kraterrand moeten naderen. zes uur hebben we er dus op zitten. Ik heb het in een soort trance gelopen. Geen stappen tellen of wat dan ook; alleen maar lopen, schuifelen kan je beter zeggen en: pole, pole. Het gevoel voor tijd raakte ik kwijt. Ik richtte me alleen op Beltram die voor me liep. Drie kleine stapjes, even rust. Drie kleine stapjes, even rust enzovoort, enzovoort. Op een gegeven moment stak er een harde, koude wind op. Die was zeker niet prettig. Een extra fleece aangetrokken. Mijn handen steenkoud, maar op een gegeven moment werden mijn handen weer warm. Het enige wat ik me verder herinner zijn de enkele korte pauzes die we hebben gehad. Een begeleider heeft algauw mijn rugzak overgenomen, en hem moest ik dan steeds hebben voor een paar slokken water. Op een gegeven moment was mijn water half bevroren. Halverwege (?) is het Julia die er helemaal doorheen zit, ze heeft het ijskoud. Ze krijgt extra lagen om zich heen en gaat dan ook weer mee verder.
Rond kwart over zes waren we dan eindelijk op de kraterrand: Stella Point; 5745 meter. Het eerste euforische moment. Het besef ook: we gaan het halen! Ik omhels Julia en Kaei. Voor m’n gevoel was ik op dat moment niet moe en was ik in staat om nog drie kwartier flink door te lopen tot het hoogste punt. Het hele stuk heeft echter Beltram naast me gelopen, gearmd. Daar moet toch een reden voor geweest zijn. Ongecontroleerd lopen? Gedesoriënteerd? Ik weet het niet. Desalniettemin bereikte ik even na zevenen Uhuru-peak. Het hoogste punt van Afrika. De hoogste losstaande berg van de wereld! Weer euforie! We gaan met z’n zessen op de foto. Julia en Kaei zijn er nog niet. Die zijn toch niet afgehaakt? Dan komen ze er toch aan! Ik fotografeer ze. Maar een groepsfoto met z’n achten lukt niet meer. Sommigen zijn alweer terug. Ik maak nog een paar foto’s van de omgeving.

Dan ga ik ook weer terug. Weer gearmd met Beltram. En ook nog een ander? Ik weet het niet meer. Langzamerhand merk ik dat mijn benen niet meer willen. Ze beginnen loodzwaar aan te voelen. Terug bij Stella-point nemen we even rust. Vanuit hier nemen we een andere afdaling. Schuin naar beneden, door lavapuin en gruis. Alleen lopen gaat niet meer. Ik ben helemaal kapot, uitgeput. Beltram en Dani begeleiden me, maar ze lopen veel te hard naar beneden. Ik moet steeds oppassen dat ik niet struikel. Roep steeds: “Easy, easy! Walk slowly! ” Ik heb echter niet in de gaten dat ik zélf geen controle meer heb over m’n benen en het zelf ben die naar beneden dendert. Op een gegeven moment houden Beltram en Dani me niet meer. Ik glij uit, tol op de grond, kom met mijn hoofd op een rotsblok. Bam! Er gebeurd gelukkig niks. Mijn muts en capuchon fungeren als een soort schokbreker. Gelukkig. Maarten, Afien, Julia, Kaei en Jan komen erbij staan. Je hebt hoogteziekte zeggen ze. . .ik weet het niet, behalve dat ik helemaal uitgeput ben. Ze stoppen een Diamox in m’n mond. Vanaf hier lukt het om rustiger aan de drie uur durende afdaling terug naar het Barafu-kamp te lopen, met Beltram aan m’n zij. Julia, Kaei en Willem Hendrik lopen met ons op. Elk half uur moet ik even vijf minuten rusten. Om half elf komen we eindelijk aan in het kamp. Er staan bekers met vruchtensap klaar. In een paar teugen drink ik er één leeg om vervolgens totaal uitgeteld in mijn tent in de slaapzak te kruipen.
Ik wil er niet aan denken dat we maar twee uur mogen rusten en dat er vanmiddag nog een afdaling van vier uur op het programma staat naar het Mweka-kamp. De Kili is killing.
Er zit niets anders op. Om half 2 vertrekken we uit het Barafu-kamp. Ik voel me gelukkig weer iets uitgerust. Maar vier uur afdalen, ik zie er als een berg tegenop. We gaan in twee groepjes. Afdalen moet je in je eigen tempo doen. Maarten, Jan en Ewout zijn meer ervaren bergwandelaars en gaan dus vooruit. Ondanks de zwaarte is het een mooi wandeling. De zon schijnt, het is warm. (Julia verbrand haar neus; er komen zelfs blaasjes op). We dalen van 4600 meter naar 3000 meter. In één klap 1600 meter; zestien Domtorens! Het betekent dat elk half uur het landschap veranderd. Eerst alleen nog gruis en rotsblokken, dan lage heideachtige beplanting en grassen, dan struiken, hier en daar een boompje en op het laatst bos, regenwoud. We lopen langs de rand van een dieperliggende vallei wat een prachtig uitzicht geeft. En kijk je achterom dan zie je de witte top van de Kilimanjaro boven alles uitsteken. Daar stonden we vanochtend!
Het pad is soms rotsachtig, soms drassig met veel trapachtige verlagingen. Bij moeilijke stukken ondersteund Beltram me, want na een paar uur lopen ben ik weer erg moe en voelen de benen loodzwaar. Wat ben ik deze Afrikaan dankbaar.
Om half 5 lopen we het Mweka-kamp binnen. De dag zit er op. Vanaf 0.00 uur met één rustpauze van twee uur continue geklommen of gedaald. 1 januari 2012: zowel het hoogtepunt als dieptepunt van het jaar waarschijnlijk al beleeft. Ik ga naar het toilet. Mijn ontlasting komt er als chocolademelk uit.

2 januari 2012, dag 6: Asante sana! (bedankt)

Gelukkig slaap ik goed, maar ’s morgens blijk ik nog steeds fors aan de dunne te zijn. Dit zal nog twee dagen aanhouden. Voordat we vertrekken nemen we afscheid van de groep Tanzanianen: de drie gidsen, de kok, de twee hulpkoks en de porters. Ze hebben fantastisch werk geleverd. Zonder hen zou de beklimming een mission impossible zijn. Maarten deelt enveloppen met ‘tips’ uit, en de groep zingt voor ons een paar Afrikaanse liederen. Er wordt enthousiast bij gedanst!
Hierna de laatste wandeling, naar de Mweka-gate. Nog weer 1150 meter afdalen tot 1850 meter. Een uur of drie lopen. Dat moet wel gaan. We lopen weer in twee groepjes.
Na een uurtje kunnen we tussen de bomen door de Kilimanjaro weer zien. Kaei wijst naar de top. “Daar is de hel” zegt hij. Ook hij heeft zware dagen gehad. Het heeft veel van ons gevergd. Tegelijk beginnen we ons trots te voelen. We hebben het gehaald! Ieder voor zich, maar ook als groep. En dat is niet vanzelfsprekend, want zo onderweg komen we ook mensen tegen die het niet gehaald hebben.
Aangekomen bij de gate heeft Maarten ons al uitgeschreven en kunnen we direct in de bus stappen. Terug naar Arusha waar we twee nachten in een hotel verblijven en van een rustdag mogen genieten. Vandaar uit gaan we nog vijf dagen op Safari! Onderweg naar Arusha maken we nog een tussenstop voor een hapje eten. De laatste maaltijd van onze kok! Nog steeds krijg ik er weinig in, maar een ijskoud colaatje smaakt me prima!

Plaats een reactie